Video's
Een ECG is een grafische weergave van de elektrische activiteit in de hartspier.De letters ECG staan voor ElektroCardioGram. Het ECG is beter bekend als een hartfilmpje,hoewel het eigenlijk eigenlijk geen bewegend beeld toont.Een ECG registreert de elektrische prikkel die de spiercellen in het hart laatsamentrekken.
Deze prikkel slaat in een domino-effect over van de ene spiercel opde andere. Het prikkelgeleidingssysteem zorgt ervoor dat dit in de goedevolgorde gebeurt: eerst de boezems en dan, na een kort oponthoud, de kamers.Gaat het niet goed, dan ontstaat er een hartritmestoornis.
De meeste hartziekten hebben gevolgen voor het prikkelgeleidingssysteem enlaten daarom sporen na op een ECG. Om een hartinfarct snel te kunnenherkennen, is een ECG een belangrijk onderzoek.
Het grafiekje van een ECG kun je vergelijken met een bergetappe. Verticaal staat op het grafiekje van de bergetappe het hoogteverschil en op het ECG de kracht van de elektrische prikkel in voltage. Horizontaal staat bij de bergetappe de afstand, op het ECG de duur in seconden.
Wat ziet een dokter op een ECG?
Een ECG geeft veel informatie over hartziekten. Is er wel sprake van een hartziekte? Of is heteen onschuldige afwijking? Is het een hartritmestoornis of gaat het om een hartinfarctvan jaren geleden? Bij pijn op de borst kan een ECG aantonen of die al dan niet veroorzaaktwordt door angina pectoris.
Veel hartziekten worden pas zichtbaar op het ECG als het hart extra wordt belast. Daaromwordt een ECG ook vaak afgenomen tijdens een inspanningstest.Een ECG heeft talrijke toepassingen, zoals het monitoren van het hartritme in de ambulanceof op de hartbewaking. De meeste dokters en ziekenhuismedewerkers herkennen belangrijkeafwijkingen op het ECG zoals een hartinfarct. Maar andere hartziekten zoals eenhartritmestoornis of een hartinfarct uit het verleden zijn soms lastig te herkennen op eenECG. Meestal is daar een cardioloog voor nodig.
Een ECG met acht afleidingen: vier op de borstkas, twee op de bovenarmen en twee op de onderbenen.
Vaste punten op een ECG
De elektrische golf door het hart begint in de sinusknoop, een groepje spiercellen in het plafondvan de rechterboezem. Dit moment is niet op een ECG te zien. Op het moment dat deprikkel begint, is de lijn geheel vlak en horizontaal. De eerste hobbel wordt veroorzaakt doorde elektrische activiteit die zich vanuit de sinusknoop door de boezems verspreidt. Deze hobbelwordt de P-top genoemd. Dan wordt de lijn wordt weer vlak, omdat de prikkel even wordtopgehouden in de AV-knoop. Vervolgens activeert de prikkel de sterke en dikke spier van debeide hartkamers. Op dat moment is de elektrische activiteit het hoogst en ontstaat de opvallendepiek in het ECG. Het begin van deze piek wordt gemarkeerd met de letter Q, het hoogstepunt met de letter R en het eind met de letter S. De hele piek wordt het QRS-complex genoemd.Na het QRS-complex wordt de lijn weer even vlak, waarna een tweede hobbel volgt. Dezewordt veroorzaakt door de elektrische activiteit in de kamers als de hartspier zich herstelt envoorbereidt op de volgende hartslag. Die tweede hobbel is de T-top.
Vier fasen van een hartslag
A. De elektrische prikkel begint in de sinusknoop die zich bevindt in het plafond van de rechterboezem. Duur: ongeveer 0.11 seconden of minder. Naam: P-top.
B. Daarna wordt de elektrische prikkel even opgehouden in de AV-knoop. Duur: 0.2 seconde. Naam: PR-segment.
C. De elektrische prikkel verspreidt zich over de spierwand van de kamers, die daardoor krachtig samenknijpen. Duur: 0.08-0.10 seconde. Naam: QRS-complex.
D. Herstelfase. Naam: T-top.
Een ECG maken
Een ECG maken gaat snel en makkelijk. Eerst worden er elektroden op de huid geplakt. Bij eenuitgebreid ECG zijn dat er meerdere: twee op de polsen, twee op de enkels en zes op de borstkas.Voor iemand die in een ziekenhuisbed ligt en wiens hartritme wordt geobserveerd, zijndrie of vier elektrodes genoeg.
Waarom soms zoveel elektroden? Door de elektrische activiteit vanuit verschillende invalshoekente meten ontstaat er een beter beeld, want de elektrische prikkel verplaatst zich in eenbepaalde richting, van de sinusknoop rechtsboven naar de onderkant van het hart. Daardoorgeven de verschillende meetpunten verschillende resultaten, waaruit een geoefende ECGlezerveel kan opmaken. De meetpunten hebben vaste namen: I, II , III en AVR, AVL, AVF voorde enkels en polsen en V1 t/m V6 voor de vaste meetpunten op de borstkas.Een apparaat print de grafiek van de hartslag op ruitjespapier. Het kleinste vierkantje op hetpapier is standaard één millimeter hoog en één millimeter breed. De horizontale afstand tussentwee punten wordt bepaald door de snelheid waarmee het ruitjespapier door het apparaatdraait. In één seconde rolt het papier precies 25 millimeter verder. Een seconde is ongeveer deduur van een normale hartslag, van het begin van de P-top tot en met het eind van de T-top.De kracht van de elektrische prikkel wordt verticaal uitgedrukt in voltage, waarbij 10 millimeterstaat voor 1 millivolt.
ECG zonder afwijkingen
Een ECG lezen
Een ECG geeft veel informatie, maar is niet makkelijk te gebruiken. Kleine afwijkingen van eenpaar millimeter kunnen heel belangrijk zijn, opvallende afwijkingen juist weer niet. Het vereisteen geoefend oog om de informatie goed in te schatten.Toch kan ook een geoefend oog het mis hebben en daarom is in de zogenoemde Minnesota-criteria vastgelegd wat normaal is en wat niet. Een cardioloog kent die criteria van buiten.
Hartinfarct herkennen
Op een ECG is een acuut hartinfarct te herkennen aan een afwijking in het lijnstukjetussen het QRS-complex en de T-top, ofwel het ST-segment. Dit lijnstukje is tijdens een hartinfarcthoger dan normaal. Artsen spreken van elevatie van het ST-segment en maken onderscheidtussen een hartinfarct mèt en een hartinfarct zonder elevatie van dit segment.
De verhoging van het ST-segment ontstaat doordat een deel van de hartspier geen zuurstofmeer krijgt als gevolg van het hartinfarct. Dat wordt zichtbaar door een verhoogde elektrischeactiviteit in de herstelfase na het samentrekken van de kamers.
Hartinfarct: ST-segment is verhoogd. Rechts: ECG zonder afwijkingen.
Pijn op de borst (Angina pectoris)
Als iemand pijn op de borst heeft, kan een dokter niet altijd direct zeggen of het gaat omangina pectoris. De pijn kan ook worden veroorzaakt door iets anders dan een slechtedoorbloeding van de hartspier. Het ECG geeft belangrijke informatie voor de diagnose, vooralals het gaat om de stabiele vorm van angina pectoris. Deze vorm doet zich alleen voor bij inspanning.Iemand die zich met pijn op de borst meldt bij de dokter, zal dus waarschijnlijkworden onderworpen aan een inspanningstest.
Wordt de pijn inderdaad door angina pectoris veroorzaakt, dan wordt dat zichtbaar tijdens deinspanningstest. Op het ECG is tijdens de aanval het lijnstukje tussen het QRS-complex en deT-top, het zogenoemde ST-segment, lager dan normaal. De dokter zal verder onderzoek verrichten.Krijgt degene die de inspanningstest ondergaat geen last en blijft het ECG normaal,dan is het risico klein dat de pijn op de borst wordt veroorzaakt door angina pectoris. Tochkan de dokter om verschillende redenen besluiten tot verder onderzoek.
Pijn op de borst (Angina pectoris): ST-segment is verlaagd. Rechts: ECG zonder afwijkingen.
Hartblock
Een hartritmestoornis is in de meeste gevallen te herkennen op een ECG. Een voorbeeldvan een hartritmestoornis is het hartblock. Een hartblock ontstaat als in het prikkelgeleidingssysteem de AV-knoop de elektrische prikkel niet meer geleidt van de boezems naar dekamers. De kamers krijgen niet meer de prikkel die begint in de sinusknoop, maar trekken nogwel samen. Hartspiercellen kunnen namelijk ook zelf een prikkel oproepen.
Bij een hartblock ontstaat de elektrische prikkel in de spiercellen van de kamers. Het gevolgis dat boezems en kamers ieder in een eigen ritme gaan samentrekken. Op het ECG wordt datzichtbaar doordat de intervallen tussen de P-top (samentrekken van de boezems) en het qrscomplex(samentrekken van de kamers) niet meer met elkaar samenhangen. De P-top en hetQRS-complex volgen niet meer op elkaar maar vertonen ieder een eigen ritme.
Hartblock. De P-top (boezems) en het QRS-complex (kamers) volgen een eigen ritme. Rechts: ECG zonder afwijkingen.
Holteronderzoek
Sommige afwijkingen in de elektrische activiteit van de hartspier doen zich maar af en toevoor. Op andere momenten is het ECG normaal. Daarom zal de dokter soms een Holteronderzoeklaten doen. Dit onderzoek is genoemd naar de Amerikaanse arts Norman J. Holter diehet voor het eerst toepaste.
Bij het Holteronderzoek brengt de laborant elektroden op de borstkas aan die worden verbondenmet een kastje dat degene die het onderzoek ondergaat langere tijd bij zich draagt.Meestal duurt een Holteronderzoek 24 uur, maar soms duurt het langer, tot 48 uur of zelfs een week. Belangrijk is het bijhouden vaneen dagboek. Zo kunnen eventuele afwijkingen in het ECG in verband worden gebracht metwat iemand in die periode gedaan heeft en met de klachten die hij gehad heeft. Het resultaatvan een Holteronderzoek is een uitgebreid ECG met een minieme kans op het missen vaneventuele afwijkingen.
Implantable Loop Recorder (ILR)
Bij sommige afwijkingen is het nodig om het hartritme nog langer te volgen. Dan wordt een apparaatje onder de huid aangebracht, een zogenaamde Implantable Loop Recorder (ILR). Een voorbeeld van zo’n afwijking is iemand die op onverklaarbare wijze korte tijd het bewustzijn verliest. Dan is een ILR een optie om te onderzoeken of een ritmestoornis de oorzaak is.
Een van de eerste experimenten met de registratie van de elektrische activiteit in de hartspier door Willem Einthoven, de ontdekker van het ECG (begin twintigste eeuw).
Willem Einthoven
Het ECG als medisch onderzoek is in de eerste jaren van de twintigste eeuw ontwikkeld doorde Nederlandse cardioloog Willem Einthoven. Zijn invloed is nog merkbaar in de klinischepraktijk. Zo gebruikte Einthoven als eerste de letters P, Q, R, S en T voor de fasen van de hartslagen bepaalde hij de plaatsing van elektroden op de borstkas. Voor zijn pionierswerk aanhet ECG kreeg Willem Einthoven in 1924 de Nobelprijs voor Geneeskunde.